Eva

Eva


Daar zit ze dan, ze weet weer wie ze is.

Ze heeft die rare kleren uitgetrokken.

De jongens zijn de velden ingetrokken

om wat te offeren. En dat gaat mis.


Zoiets voorvoelt ze, sinds ze moeder is.

De jongste is ze zelf ook van geschrokken.

Zijn vroom gekwezel met zijn zondebokken

levert een ander geen vergiffenis.


Haar rug naar toen, wil ze geen stap terug.

En met de oudste kan ze leren leven,

en met zijn kinderen. God is te vlug

met vloeken, trager met vergeven.

Daar zit wel schuld maar dat besef maakt stug:

Om Kaïns wil zal zij haar God weerstreven. 


Dit lied van Boudewijn de Groot inspireerde mij tot het schilderen van dit doek.

Eva, in het door haarzelf gekozen isolement. Haar rug naar toen, het paradijs ligt definitief achter haar. Voor haar de wereld. Zij kent goed en kwaad maar is niet instaat onderscheid te maken. Zwart en wit vloeit door elkaar. Zij kijkt naar haar offerende zoons en maakt haar keuze. Het bloedspoor over de aarde vormt een navelstreng naar de moeder van het kwaad.