Uitstraling

Uitstraling


Het lag zomaar in het grint, een stukje glas

een ding van niets waar niemand naar zou talen

maar in het zonlicht lag het fel te stralen

alsof het een helder brandend vuurtje was.


Laat mij Heer, als dat scherfje glas zo klein

zo nietig liggen in uw heil’ge handen.

Beschijn mij dan opdat ik doe ontbranden

de harten die nog koud en kleurloos zijn.


   

Dit gedicht werd meegegeven aan een zendingsechtpaar toen zij uitgezonden werden.

Een liefdevolle vaderhand waar het stukje glas in ligt te stralen. In de handvorm is ook de vorm van een vogel te zien, Gods Geest die in de wereld werkt.

De groep stenen rechts onder zijn heel verschillend in vorm en kleur, zoals mensen verschillend zijn. Er is één steen bij in de vorm van een hart, een stenen hart waar Gods licht niet bij komt. De lichtbundel uit de hemel wordt door het glas weerkaatst naar twee richtingen, de ene bundel schijnt op de stenengroep links op het doek, aan de vloedlijn. Eén steen kleurt op het doek rood en heeft een organische vorm gekregen, een warm kloppend hart levend gemaakt door Godslicht. De andere lichtbundel straalt uit naar de rotspartij links in de zee, uit de dode stenen zijn levende wezens ontstaan.

Een zendingsreis over een schildersdoek.